De Thai is een van de oudste rassen ter wereld en deelt dezelfde oorsprong als andere beroemde rassen uit Thailand, de Birmees en de Korat. Sterker nog, ze hebben allemaal dezelfde genetische oorsprong en verschillen in vachtkleur, waardoor fenotypisch verschillende rassen zijn ontstaan die ooit naar de westerse wereld zijn verhuisd. De Thai behoudt alle oorspronkelijke kenmerken van de oorspronkelijke “kat uit Siam”.

Het moederland is Thailand, waaraan ze ook hun naam ontlenen. In het Tamra Maew-manuscript in Bangkok wordt een puntige kat, beschreven als Wichianmaad (maandiamant), afgebeeld tussen de “gelukskatten” en is hoogstwaarschijnlijk, en volgens de legendes die het ras omringen, de basis van de Thai. Het ras arriveerde rond 1880 in Europa en de fokselectie veroorzaakte een zeer duidelijke scheiding tussen wat de “moderne Siamees” zou zijn geworden en de oorspronkelijke koninklijke kat van Siam. Dankzij de fokkersgemeenschap hebben Thais een standaard voor zichzelf behouden en worden ze nu erkend door alle grote kattenverenigingen, sinds 2017 door de FIFe.

De Thai is een spits ras, met een korte vacht die erkend wordt in de “basis” natuurlijke kleuren (zwart, blauw, chocolade, lila, rood en torties) plus hun tabby variëteiten. Ze zijn middelgroot qua grootte en botstructuur, goed gespierd en zwaarder dan ze eruit zien. Hun kop is een wigvormig, langer dan breed en met matig grote oren. De ogen zijn ovaal, vrij groot en hebben een intens diepblauwe kleur.